Schizoïde & Schizotypische persoonlijkheidsstoornis

Schizoïde

Schizoïde & Schizotypische persoonlijkheidsstoornis

De onderstaande beschrijving is bedoeld om snel een beeld te krijgen van de stoornis. Hierdoor wordt de stoornis enigszins stereotype neergezet. De stoornis kan zich echter in allerlei gradaties voordoen en onderstaande omschrijving is dus zeker niet van toepassing op alle mensen die deze stoornis hebben.

Omschrijving

De namen van deze stoornissen lijken op die van schizofrenie. Er zijn echter wel wat verschillen tussen deze stoornissen. Bij de schizoïde persoonlijkheidsstoornis is de persoon vaak eenzaam. Er is wel contact met de werkelijkheid, maar er is zeer weinig sociale interactie.

Bij de schizotypische persoonlijkheidsstoornis gedragen mensen zich vreemd: ze zijn erg bang om met mensen te praten, hebben paranoïde gedachtes en zien of horen dingen die er niet zijn.

 

Normaal

Sommige mensen hebben problemen met vrienden maken of willen soms liever alleen zijn. Toch heeft bijna iedereen in bepaalde mate contact met andere personen.

 

Afwijkend

Mensen met een schizoïde of schizotypische persoonlijkheidsstoornis leven bijna helemaal geïsoleerd. Vaak vinden andere mensen (bijvoorbeeld buren) dat ze erg vreemd zijn.

 

Schizoïde spectrum of schizofreniespectrum is een term die wordt gebruikt voor de visie dat de schizoïde stoornis en daaraan verwante aandoeningen een continuüm vormen, waarbij de symptomen als glijdende schaal kunnen worden beschreven. Het schizoïde spectrum sluit aan op het autismespectrum. 

Afwijkingen in het schizoïde spectrum ontstaan veelal in de leeftijd van 15 tot 30 jaar. De afwijkingen kunnen ineens ontstaan. Veelal is er bij mensen met een afwijking in het schizoïde spectrum in de jeugd sprake geweest van een vermoeden van een afwijking in het autismespectrum. Er vindt dan een omslag plaats vanuit het autismespectrum naar het schizoïde spectrum.

 

Relatie schizoïde spectrum en autismespectrum

De relatie tussen het schizoïde spectrum en het autisme spectrum is nog niet volledig duidelijk, maar er zijn voldoende aanwijzingen dat deze er is. De strenge scheiding die in het verleden is aangebracht tussen autisme en schizofrenie was te voorbarig. Tussen beide aandoeningen bestaat veel overlap, het is een vloeiende overgang.

 

Overeenkomsten tussen schizoïde spectrum en autismespectrum

In beide spectra is het volgende waar te nemen:

verminderde emotieherkenning

problemen met de Theory of mind 

problemen met de centrale coherentie  

catatonie

problemen met de executieve functies 

 

De afwijkingen komen meer voor bij mannen dan bij vrouwen.

Zowel autisme als schizofrenie worden veroorzaakt door problemen in de ontwikkeling van het embryo in de eerste maand van de zwangerschap. Ongeveer 20 tot 40 dagen na de bevruchting gaat er bij beide stoornissen iets fout in de aanleg van de lichaamsdelen en hersenen, wat een kettingreactie op gang brengt. De ziekten hebben dezelfde oorzaak.

Op het genetisch vlak zijn er relaties tussen autisme en schizofrenie op basis van duplicaties en deficiënties binnen chromosomen. Zo is statistisch vastgesteld dat op chromosoom 1 bij het 1q21.1-deletiesyndroom en het 1q21.1-duplicatiesyndroom bij de deficiëntie significant vaker schizofrenie voorkomt en bij duplicatie significant vaker autisme voorkomt. Vergelijkbare waarnemingen zijn gedaan voor chromosoom 16 op 16p11.2 (deficiëntie: autisme/duplicatie: schizofrenie), chromosoom 22 op 22q11.21 (deficiëntie: schizofrenie/duplicatie: autisme) en 22q13.3 (deficiëntie: schizofrenie/duplicatie: autisme). Onderzoek naar autisme/schizofrenie-relaties gekoppeld aan deficiënties/duplicaties voor chromosoom 15 (15q13.3), chromosoom 16 (16p13.1) en chromosoom 17 (17p12) zijn nog niet eenduidig. Ook een deletie van 3q29 wordt in verband gebracht met schizofrenie. Genoemde genetische afwijkingen worden geduid als copynumbervariaties. Deze copynumbervariaties staan sterk in de belangstelling bij de onderzoekers. Er wordt getracht om alle copynumber variaties vast te leggen in een Database of Genomic Variants.

 

Ontbrekende genen in het kader van het 22q11 deletiesyndroom leidt tot een fenotype in het schizoïde spectrum (25-30%) en in het het autismespectrum. Kennelijk spelen de ontbrekende genen, die in het 22q11-gebied liggen, zowel een rol bij het ontstaan van autisme als schizofrenie.

 

Bij kinderen met McDD, dat gerekend wordt tot het autismespectrum, kunnen vanaf de puberteit zowel verschijnselen uit het schizoïde spectrum als uit het autismespectrum optreden.

 

Verschillen tussen het schizoïde spectrum en het autismespectrum

Bij afwijkingen in het schizoïde spectrum treden er karakterveranderingen op.

Bij afwijkingen in het schizoïde spectrum komen psychoses, waanbeelden en hallucinaties voor.

Bij afwijkingen in het schizoïde spectrum wordt microcefalie waargenomen, terwijl bij afwijkingen in het autismespectrum macrocefalie wordt waargenomen

 

Schizotypische persoonlijkheidsstoornis

De schizotypische persoonlijkheidsstoornis is een persoonlijkheidsstoornis waarbij een persoon zich sociaal isoleert, afwijkende gedragingen en gedachten heeft en vaak onconventionele opvattingen heeft, bijvoorbeeld het geloof in buitenzintuiglijke waarneming. Sommigen zien de schizotypische persoonlijkheidsstoornis als een lichte vorm van schizofrenie. Mogelijk zijn deze twee aandoeningen genetisch verwant. Men spreekt dan ook wel van een schizoïde spectrum of genetisch schizofreniespectrum.

 

Centraal bij STPS staan de afwijkende gedachten die de persoon heeft. Gesprekken met hen kunnen vaak warrig of moeilijk te volgen zijn, ze kunnen breedsprakig zijn en eigenaardige opvattingen verkondigen, maar dit ontspoort niet in de volledige verwardheid die men vaak bij schizofrenie ziet. Wel ziet men vaak de opvatting dat gedachten (zowel die van zichzelf als die van anderen) bewaarheid kunnen worden door ze alleen maar te denken (magisch denken). Ook het uiterlijk en de kleding wijken vaak af van de maatschappelijke norm, zonder dat er echt sprake is van verwaarlozing. STPS'ers worden op grond hiervan vaak als vreemd of excentriek beschouwd.

Er treden soms wat problemen op met de zintuiglijke waarneming. Echte wanen zijn dit echter meestal niet, het betreft eerder een hogere gevoeligheid voor illusies. Ook depersonalisatie kan voorkomen.

 

STPS'ers hebben niet veel behoefte aan contact met andere mensen. Hun affect is vaak oppervlakkig of afgestompt en in andere gevallen vertonen ze emoties die niet bij de situatie passen. Toenadering is niet altijd gewenst. Dit kan leiden tot achterdocht, verdere terugtrekking in een sociaal isolement en angstverschijnselen. Net als bij schizofrenie ligt het zelfmoordgehalte erg hoog bij de schizotypische persoonlijkheidsstoornis. 10% van de mensen met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis beëindigt uiteindelijk zelf zijn leven.

 

Het DSM-IV omschrijft de schizotypische persoonlijkheidsstoornis als volgt:

A. Een diep doordringend (pervasief) patroon van sociale en interpersoonlijke tekortkomingen met een acuut ongemak bij of verminderd vermogen voor diepgaande relaties alsmede cognitieve of perceptuele afwijkingen en excentriek gedrag. De stoornis begint in de puberteit of jonge volwassenheid en doet zich voor als sprake is van vijf of meer van de volgende gevallen:

De persoon heeft afwijkende ideeën over betrekkingen (hierbij worden betrekkingswanen niet meegerekend)

De persoon heeft afwijkende opvattingen of magisch geloof die het gedrag beïnvloeden en niet overeenkomen met de subculturele normen (bijvoorbeeld bijgelovigheid, geloof in helderziendheid, telepathie of een 'zesde zintuig'). Zowel bij kinderen als volwassenen bizarre fantasieën of vooroordelen.

De persoon heeft ongebruikelijke perceptuele ervaringen, waaronder lichamelijke illusies.

De persoon denkt en spreekt vreemd (bijvoorbeeld vaag, omstandelijk, metaforisch, te uitgebreid of stereotype).

De persoon is achterdochtig en heeft paranoïde ideeën.

De persoon reageert inadequaat of beperkt affectief.

De persoon vertoont gedrag of heeft een voorkomen dat vreemd, excentriek of uitzonderlijk is.

De persoon heeft gebrek aan goede vrienden of vertrouwelingen anders dan de naaste familieleden.

De persoon heeft ernstige sociale angst die niet afneemt in een vertrouwde omgeving en die eerder samenhangt met paranoïde angsten dan met een negatief zelfbeeld.

 

B. De stoornis treedt niet uitsluitend op als onderdeel van schizofrenie, een stemmingsstoornis met psychotische kenmerken, een andere psychotische stoornis of een pervasieve ontwikkelingsstoornis.

 

Gedesorganiseerde schizofrenie, hebefrene schizofrenie of schizofrenie – gedesorganiseerde type is een vorm van schizofrenie waarbij voornamelijk affectieve symptomen op de voorgrond treden. Het wordt gerekend tot het schizoïde spectrum. Het affect is vaak afgevlakt en niet toepasselijk bij de omstandigheden. Iemand kan bijvoorbeeld lachen zonder dat de omstandigheden daar aanleiding toe geven of vreemde gelaatsuitdrukkingen hebben, maar ook hooghartig zijn of kwajongensachtig verzet leveren. Het handelen is in veel gevallen niet doelgericht en emotieloos en is soms onverantwoordelijk of onvoorspelbaar. Affectvervlakking en verlies van wilskracht kunnen zich snel ontwikkelen. In sommige gevallen heeft de persoon zelfs de neiging om opdrachten willoos en kritiekloos op te volgen.

Aan het denken ontbreekt vaak de nodige samenhang en de spraak kan wijdlopig zijn en moeilijk te volgen. Ook oppervlakkige preoccupaties met religie, filosofie et cetera kunnen communicatie in de weg staan. In veel gevallen, maar niet altijd, maakte de persoon al voor de ziekte een verlegen en in zichzelf gekeerde indruk en vaak ontstaat de neiging zich steeds verder terug te trekken uit het sociale leven.

Er treden niet altijd wanen en/of hallucinaties op, maar als dit het geval is, zijn deze vluchtig en fragmentarisch en treden doorgaans niet op de voorgrond.

Voor diagnose moet katatone schizofrenie worden uitgesloten en moet zijn voldaan aan de algemene criteria voor schizofrenie.

 

Paranoïde schizofrenie

(ICD-10 F20.0) of schizofrenie – paranoïde type (DSM-IV 295.30) is een vorm van schizofrenie waarbij betrekkelijk stabiele wanen en hallucinaties op de voorgrond treden. In de meeste delen van de wereld is dit de meest voorkomende vorm van schizofrenie. Het wordt gerekend tot het schizoïde spectrum

De wanen zijn vaak achtervolgings- of betrekkingswanen, maar ook grootheidwanen, jaloersheidswanen en lichamelijke wanen komen voor.

De hallucinaties zijn vaak, maar niet uitsluitend, gehoorshallucinaties. Vaak betreft het stemmen die commentaar op de persoon hebben, hem bedreigen of opdrachten geven. Ook kunnen problemen met de stemming optreden, zoals prikkelbaarheid, woedeaanvallen, angstreacties en achterdocht.

Zogenaamde 'negatieve symptomen' zoals stoornissen van affect, wil en spraak en katatone symptomen zijn niet altijd aanwezig en zijn betrekkelijk onopvallend.

Voor diagnose moet zijn voldaan aan de algemene criteria voor schizofrenie.

 

Catatone schizofrenie

Catatone schizofrenie of schizofrenie – catatone type is een vorm van schizofrenie waarbij voornamelijk catatone motorische symptomen op de voorgrond treden, die uiterste vormen aan kunnen nemen. Het wordt gerekend tot het schizoïde spectrum

De persoon kan bijvoorbeeld hyperactief zijn zonder dat externe prikkels hiertoe aanleiding geven, maar ook een totale immobiliteit vertonen. Er kan een zeker verzet optreden tegen instructies, verzoeken of verplaatst worden (waarbij ernstige agressie kan optreden), terwijl in andere gevallen opdrachten willoos en automatisch worden opgevolgd. Het komt ook voor dat de persoon niet wil spreken (mutisme).

Sommige personen kunnen een paar maanden lang bizarre en verkrampte lichaamshoudingen volhouden, maar anderen reageren niet als iemand hun lichaamshouding verandert (flexibilitas cerea). Verder kunnen stereotiepe bewegingen, vreemde gelaatsuitdrukkingen en imiterend gedrag (echolalie en echopraxie) voorkomen.

Soms verkeert de persoon in een droomachtige (oneiroïde) toestand, die gepaard kan gaan met levendige hallucinaties.

Voor diagnose moet zijn voldaan aan de algemene criteria voor schizofrenie.

 

Gedesorganiseerde schizofrenie

Gedesorganiseerde schizofrenie, hebefrene schizofrenie of schizofrenie – gedesorganiseerde type is een vorm van schizofrenie waarbij voornamelijk affectieve symptomen op de voorgrond treden. Het wordt gerekend tot het schizoïde spectrum. Het affect is vaak afgevlakt en niet toepasselijk bij de omstandigheden. Iemand kan bijvoorbeeld lachen zonder dat de omstandigheden daar aanleiding toe geven of vreemde gelaatsuitdrukkingen hebben, maar ook hooghartig zijn of kwajongensachtig verzet leveren. Het handelen is in veel gevallen niet doelgericht en emotieloos en is soms onverantwoordelijk of onvoorspelbaar. Affectvervlakking en verlies van wilskracht kunnen zich snel ontwikkelen. In sommige gevallen heeft de persoon zelfs de neiging om opdrachten willoos en kritiekloos op te volgen.

Aan het denken ontbreekt vaak de nodige samenhang en de spraak kan wijdlopig zijn en moeilijk te volgen. Ook oppervlakkige preoccupaties met religie, filosofie et cetera kunnen communicatie in de weg staan. In veel gevallen, maar niet altijd, maakte de persoon al voor de ziekte een verlegen en in zichzelf gekeerde indruk en vaak ontstaat de neiging zich steeds verder terug te trekken uit het sociale leven.

Er treden niet altijd wanen en/of hallucinaties op, maar als dit het geval is, zijn deze vluchtig en fragmentarisch en treden doorgaans niet op de voorgrond.

Voor diagnose moet katatone schizofrenie worden uitgesloten en moet zijn voldaan aan de algemene criteria voor schizofrenie.

 

Defect-schizofrenie

Defect-schizofrenie is een vorm van schizofrenie waarbij de patiënt minder last heeft van wanen en hallucinaties. Het wordt gerekend tot het schizoïde spectrum. Het ziektebeeld is vaak veranderd naar volledige inactiviteit en mutisme. De negatieve symptomen staan dus meer op de voorgrond dan de positieve symptomen. Soms heeft de patiënt afwijkende opvattingen of waarnemingen die echter geen echte wanen zijn.

In het DSM-IV is de aandoening vermeld als residual type.

 

Bipolaire stoornis

Een bipolaire stoornis is een stoornis die wordt gekenmerkt door wisselende stemmingen, dan weer manisch of hypomaan, dan weer depressief. Het wordt gerekend tot het affectieve spectrum. De manische periode is het tegenovergestelde ofwel de tegenpool van een depressieve periode, vandaar de term bipolair.

De stemmingswisselingen kunnen af en toe optreden, met periodes van een normale stemming tussendoor, maar ook snel achter elkaar. Snelle en wisselende op elkaar volgende vormen van stemmingen heet 'rapid cycling'. Ook gemengde episodes komen soms voor.

Deze stoornis openbaart zich vaak voor het eerst tijdens of na de adolescentie.

In het verleden sprak men van een 'manisch-depressieve stoornis' (MDS), een term geïntroduceerd door de Duitse psychiater Emil Kraepelin. De term bipolair werd in 1953 voor het eerst gebruikt door Karl Kleist. Deze term benadrukt de tweepoligheid van de ziekte: van tijd tot tijd extreem uitgelaten of juist extreem neerslachtig.

 

Soorten

In het DSM-IV worden drie vormen van bipolaire stoornis onderscheiden:

 

Bipolaire stoornis I: er treedt minimaal één manische of gemengde episode op, maar er kunnen ook hypomane of depressieve perioden optreden. Deze vorm komt het dichtst in de buurt van wat men vroeger "manisch-depressief" noemde.

 

Bipolaire stoornis II: er is minimaal één episode van hypomanie en minimaal één depressieve episode. Er is geen manische of gemengde episode opgetreden.

 

Cyclothyme stoornis: er treedt een reeks hypomane episoden op, onderbroken door episoden van lichtere depressie en uitputting.

 

Verder wordt in het handboek ook nog melding gemaakt van een restgroep: bipolaire stoornis niet anderszins omschreven. Hieronder vallen stoornissen die wel kenmerken van een bipolaire stoornis hebben, maar niet onder de bovenstaande ziektebeelden vallen.

 

Het is een blijvende (levenslang durende) geestelijke aandoening, vaak met terugkerende episoden die ernstig van aard kunnen zijn. Het vereist daarom een actieve behandeling. De stemmingswisselingen kunnen normale relaties bemoeilijken en kunnen ook van invloed zijn op alle overige aspecten van het leven.

 

Oorzaken

Een bipolaire stoornis wordt waarschijnlijk veroorzaakt door verschillende factoren die deels met elkaar samenhangen:

 

Biochemische factoren

Volgens verschillende onderzoeken naar biochemische factoren in relatie tot een bipolaire stoornis hebben noradrenaline, dopamine en serotonine een belangrijke rol bij deze stemmingsstoornis. Hiervan is een tekort bij een depressieve episode en waarschijnlijk een overvloed bij een manie. Mogelijk is een andere oorzaak een tekort aan vetzuren zoals omega 3 in de kind- of latere leeftijden. Deze vetzuren staan bekend als DHA vetzuren, EPA. Er zijn conclusies en bevindingen uit onderzoeken waarin omega 3-vetzuren (EPA en DHA) worden toegepast op depressieve patiënten en/ of patiënten met mentale stoornissen zoals ADHD, bipolariteit, schizofrenie en autisme.

 

Biogenetische factoren

Uit vele onderzoeken blijkt dat de individuele kwetsbaarheid c.q. erfelijkheid een belangrijke factor zou kunnen zijn voor een bipolaire stoornis. De kans op deze stemmingsstoornis is bijvoorbeeld groter wanneer naaste familieleden ook aan de stoornis lijden. De kans dat kinderen van een ouder met de bipolaire stoornis zelf ook lijden aan de bipolaire stoornis is 20%. Als beide ouders de bipolaire stoornis hebben dan is de kans dat kinderen de stoornis ontwikkelen 50%.

 

Cognitief

Door verstoorde denkprocessen kan men een negatief zelfbeeld ontwikkelen wat bijdraagt aan een depressie. Door de cognitieve disfunctie kan de betrokkene een pessimistisch denkpatroon krijgen en zich bijvoorbeeld waardeloos voelen. Dit kan een depressie veroorzaken of een terugval en de duur bevorderen.

 

Leer theoretisch

Door echt en vermeend falen, kunnen mensen er van overtuigd raken dat alles in het leven bij hen mislukt en dat zij geen grip meer hebben op het leven. Dit kan een factor zijn bij de ontwikkeling van een depressie. Er wordt dan gesproken over een ‘aangeleerde hulpeloosheid’.

 

Object- verliest heoretisch

Dit is een theorie die gaat over een onderbroken hechtingsproces tijdens de eerste 6 maanden van het leven. Na het verlaten of het scheiden met een belangrijk persoon in deze levensfase, gaat het kind zich terugtrekken van anderen.

 

Verdere mogelijke oorzaken

A.L. Querido (psychiater) schrijft over de verschillen tussen psychische factoren en psychosociale factoren. Het grootste verschil is dat bij psychosociale factoren gedacht moet worden aan omgevingsfactoren. Positieve of negatieve gebeurtenissen, zoals promotie of echtscheiding, kunnen zeer veel stress met zich meebrengen. Te veel stress voor iemand die daar gevoelig voor is kan bijdragen aan een depressie of manie. Daarnaast is steun van de sociale omgeving ook een belangrijke factor. Het is wetenschappelijk bewezen dat iemand beter in een groep of netwerk functioneert dan dat bijvoorbeeld iemand niet geaccepteerd wordt in een groep. Bij psychische factoren gaat het over levensgebeurtenissen die in het verleden zijn gebeurd en niet (goed) verwerkt zijn. Naast het feit dat de kans vergroot wordt op een depressie na een traumatische gebeurtenis, speelt juist het (verkeerd) verwerken hiervan een grote rol bij het ontwikkelen van een manie of depressie, omdat trauma kan leiden tot het blokkeren van de pijnlijke gevoelens.

 

Psychoanalytische theorie

Een achterhaalde psychoanalytische theorie stelt dat er tijdens de opvoeding van een kind een haat-liefdeverhouding zou kunnen ontstaan tussen het kind en de moeder/verzorger wanneer het kind onafhankelijk wordt. De verzorgende zal het kind opdragen te gehoorzamen, ook wanneer dit ten koste gaat van de behoeften en verlangens van het kind. Het kind wil aan de verwachtingen van zijn ouder voldoen, maar tegelijkertijd is hij/zij kwaad over de eisen van zijn ouders. De bipolaire stoornis zou dan voort komen uit de verstoorde ik-ontwikkeling waarbij woede zich naar binnen keert (depressie). Door de ontkenning van deze innerlijke depressie zou er zich een spiegelbeeld manifesteren. Het aldus gevormde superego zou dan leiden tot manisch gedrag.

Behandeling richt zich op lange termijn op het voorkomen van manische en depressieve episoden. Hierbij wordt vaak een combinatie van medicatie, voorlichting en soms psychotherapie toegepast.

Als medicatie voor het voorkomen van episoden worden stemmingsstabiliserende middelen gebruikt. lithiumcarbonaat is het meest gebruikte middel. Daarnaast bestaan ook de middelen valproaat, aripiprazol, carbamazepine, olanzapine, sertraline en lamotrigine.

Voor de behandeling van manieën worden als medicijnen antipsychotica gebruikt. Voor de behandeling van depressies worden antidepressiva terughoudend gebruikt, want hierbij bestaat het risico dat deze middelen een manie uitlokken. Naast deze middelen worden ook angstdempende en rustgevende middelen gebruikt.

 

God help me! Op zoek naar een leven dat de moeite waard is ...

Wanneer je uitroept: 'God help me!' geloof je dan dat er een meer bevredigend leven voor je ligt? Een relatie met een toegewijde en liefhebbende hemelse Vader verandert je wereldbeeld van een tijdelijk in een eeuwig perspectief (2 Korintiërs 4:17-18). De relatie die je ontwikkelt door Gods Zoon, Jezus Christus, als je Heer en Verlosser te kennen, vernieuwt je zowel mentaal als fysiek.

 

Reageren of je hart luchten?

Heb je een (persoonlijke) vraag of zou je graag eens je hart luchten? Je mag ons bellen, maar je kunt ons ook mailen. Binnen enkele dagen zal een medewerker van onze afdeling Nazorg op je reageren. Het spreekt vanzelf, dat je bericht vertrouwelijk behandeld wordt.